vrijdag 8 februari 2013

Van Bergrust naar Amuras

Als we ’s avonds bij de stacaravan in Nederland aankomen is het binnen (!) -4 graden. Buiten kraakt de sneeuw onder je voeten. Brrrrrr! We zetten de elektrische kachel hoog en gaan bij vrienden erwtensoep eten en verhalen uitwisselen. Een paar uur later is het +11 graden en kruipen we, gehuld in ons skiondergoed tegen elkaar aan in het bedje van 1.20 m breed. Alsof je in een plas koud water ligt. Het duurt enige tijd voordat we opwarmen.

De volgende dag is het sprookjesachtig wit op de camping. Bijna ongerepte sneeuw. Omdat het de komende dagen stevig blijft vriezen, durven we het water niet aan te sluiten, wat betekent dat we de wc niet kunnen gebruiken (ach, op een emmer gaat het ook prima) en flessen drinkwater moeten vullen in het toiletgebouw. Het heeft wel wat om over de knerpende sneeuw te lopen om aan water te komen en niet de luxe te hebben van een kraan opendraaien om warm water te krijgen. ’s Ochtends staan de bloemen op de ramen. Heel ouderwets.



We reizen het witte en koude Nederland door om kinderen en kleinkinderen te bezoeken. Zelfs de snelweg tussen Utrecht en Amsterdam is moeilijk begaanbaar. De elfstedenkoorts begint zijn kop al weer op te steken. Het is heerlijk om iedereen weer te zien. We wandelen in het bos, eten pannenkoeken en Chinees en oma sleet samen met de kleinzoon van een ‘hele hoge berg’ af totdat onze handen bijna bevriezen.







We hebben een week lang etentjes bij vrienden, familie en met collega’s en hebben heel wat bij te praten.


De ontwikkelingen in het werk en de managementkretologie (een ex-collega heeft een nieuwe baan als ‘bussiness controller’, help, wat moet je dan in godsnaam doen?) staan al ver van me af. Heerlijk! In eetcafé Bergrust halen we een biertje om de caravan even te ontvluchten. Er zijn nog geen eters en er zitten een paar mensen aan de bar, waaronder onze vroegere buurman, die net aan zijn eerste Duveltje begint en ons enthousiast bijpraat over de gebeurtenissen en mensen in ons oude dorp. We zakken zowaar nog door onder het genot van oude jenevertjes met een aardig stel uit de buurt, dat we nog nooit eerder gezien hebben.

De weken vliegen voorbij. Ik pas in Utrecht nog op een zieke kleindochter en neem dan de kleinzoon met de trein (‘pannend’) mee naar de stacaravan. Hij vindt het geweldig. ‘Omaatje?’ ‘Ja, Thomas?’ ‘Gaan we naartoe?’ ‘Naar de camping.’ Een stralende blik! Opa en ik improviseren in de auto een lied over de camping dat we nog drie keer moeten herhalen: ‘Nog een keer’.
Hij slaapt braaf in ‘zijn’ bed. ’s Ochtends roept hij door mijn slaap heen: ‘Oma!’ Ik vraag slaapdronken aan Rutger hoe laat het is: half acht. ‘Kom maar bij oma in bed!’ ‘Oh nee, ik heb me vergist, het is half zeven!’ Te laat. Een klein lijfje met heerlijk warme voetjes, speen in de mond en Nijn tegen zich aangeklemd, kruipt al lekker tegen me aan. Past allemaal in dat bedje. Wat een gelukkie!



Dan haalt zijn mamma hem weer op en is het opeens tijd om naar het vliegveld te gaan.

Een paar uur later landen we in een ook wat fris Portugal. Palmen, groen. We willen nog even wat sfeer proeven en belanden in de Amuras Bar bij de jachthaven. Biertje en wat tapas. Swingende live muziek. Om twee uur ’s nachts tollen we doodmoe de kooi in: we zijn weer thuis!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten