woensdag 10 augustus 2011

De Rias Altas


De noordkust van Spanje is ruig en weinig bewoond. Slechts hier en daar is een huisje te zien. Er hangen nog steeds lage wolken boven de heuvels en een mistige waas. De Ria de Ortiqueiro is een ruime baai omgeven door imposante, steil uit zee oprijzende en ongerepte rotsen. Aan het eind wordt hij smaller en als we de bocht omgaan zien we een kleine haven bij het badplaatsje Espasante. We zijn de enige bezoekende zeilboot. Er is een jazz cafeetje waar we een biertje drinken. ’s Avonds, als we zitten te eten, zijn we ‘omsingeld’ door wel acht kleine roeibootjes met vissende mannen. Ze hebben een lijn in de hand waar ze kleine rukjes aan geven en roepen elkaar nu en dan wat toe. Er wordt weinig gevangen. Als het donker wordt keren ze huiswaarts. Er is een overweldigende zonsondergang met grijze wolken boven de heuvels, waarachter de lucht rood oplicht in snel veranderende coulissen.
De volgende stop is de Ria de Cedeira, een kleine baai met een prima ankerplek. Er liggen,naast vissersboten en vele soorten en maten, zo’n tien zeil boten voor anker.
We laden we voor het eerst de vouwfietsen in de boot. Ze passen allebei in de ‘voorpunt’ en wij kunnen er nog net bij in. We fietsen 7 km bergopwaarts, weinig auto’s, hier en daar wat landbouw en een paar koeien, met eucalyptusbomen begroeide hellingen. Het weggetje wordt steeds kleiner en eindigt bij een aantal onbewoonde en half ingestorte huisjes. In de gammele schuurtjes liggen nog zakken cement, kapotte borden en hangen stoffige theedoeken en overalls. Alsof de mensen op een dag zomaar besloten om weg te gaan. We smullen van de bramen die al rijp zijn.
‘S avonds trekt de wind nog flink aan. Een Frans zeiljacht slaat van zijn anker en vaart ruim een uur rond om een betere plek te vinden. Uiteindelijk pikt hij een meerboei van een visser op. Tijdens het eten zwieren we zo hard aan het anker dat het lijkt alsof de achter ons liggende jachten pijlsnel langs varen.
Als we de volgende ochtend anker op willen gaan ligt onze onvolprezen Rocna zo vast ingegraven in het zand, dat zelfs de elektrische ankerlier moeite heeft om hem los te krijgen. Het is rustig en helder weer, dus we kunnen nu eindelijk de rotskust van Noord Spanje eens goed bekijken. Die lijkt erg op de Ierse en Schotse kust, maar dan niet kaal maar begroeid met heerlijk geurende eucalyptusbomen.
La Coruna komt in zicht. Een mijlpaal! Een grote stad gelegen op een helling met veel flats. Dichterbij komt de beroemde Torre de Hércules in beeld, de oudste werkende vuurtoren in Europa, gebouwd door de Romeinen en herbouwd in de 18e eeuw. We meren af in de Dársena de Marina op steenworp afstand van het centrum van La Coruna. Er liggen Zweden, Noren, Duitsers, Nederlanders, Fransen, Engelsen. De meeste boten zijn op doorreis naar of van verre oorden.
Er worden verhalen uitgewisseld over de overtocht over de Biskaje. Sommigen hebben zelfs walvissen gezien, anderen hebben 38 tot 50 knopen wind gehad. Bij de Noorse boot hangen vier zeilpakken te drogen, bij een klein bootje met drie jonge mannen liggen alle natte kussens in de zon. Een Nederlandse buurman met twee meisjes van 6 en 9 komt, nog duidelijk aangeslagen, zijn verhaal doen over de overtocht: in de laatste nacht wordt zijn vrouw door een klapgijp tegen de stuurstand gekwakt, ze raakt bewusteloos, komt gelukkig weer bij maar heeft een flinke kneuzing in haar gezicht.
In 2 minuten lopen we van de boot naar het grote Praza María Pita, met z’n prachtige stadhuis met rode torens en statige huizen met rijen balkons met ramen, de galerías. Vlak achter het plein liggen smalle, oude straatjes. Honderden tapasbarretjes en restaurants waar inktvis in alle varianten, tonijn, gamba’s, kreeftjes en zwaardvis aangeboden worden.
We blijven een paar dagen in La Coruna, wachten tot de wind uit een gunstige richting komt. We eten tapas , knutselen wat aan de boot en fietsen naar de Torre de Hercules. We beklimmen de 242 treden. Jammer genoeg komt er net een flinke bui langs, zodat het uitzicht belemmerd wordt door grijze wolken. We zien wel een aantal boten met de harde ZW wind richting de haven varen.
Ook gaan we met de trein naar Santiago de Compostelo. Ik verwacht devoot knielende en biddende pelgrims, maar op het grote plein voor de gigantische kathedraal staan en liggen groepjes jonge en oudere mensen met wandelschoenen, korte broeken, rugzakken, een staf met schelp en (nep)kaas , die in langere of korte trajecten zijn komen lopen.
De kerk zelf is van grijs graniet met een rijkelijk versierde barokke gevel uit de 18e eeuw. Grote groepen pelgrims en toeristen worden rondgeleid. Wij verbazen ons over het met veel goud versierde altaar, de kapelletjes met veel Maria’s en ander heiligen. We zien mensen die hun zonden opbiechten en in de rij staan om achter het hoogaltaar de zilveren mantel van het 13de eeuwse beeld van de Heilige Jakobus aan te raken. De middenstand verdient vooral geld met het aanbieden van heilige parafernalia en het voeden van de hongerige toeristen en pelgrims. Tijd om terug te gaan naar La Coruna.
’s Nachts weer veel in- en uitvarende vissers, waardoor we liggen te stuiteren in de box en de boot ligt te rukken aan de touwen. We doen geen oog dicht. De volgende dag zoeken we een plekje meer achter in de haven en leggen stalen veren tussen de landvasten.

1 opmerking: