zaterdag 23 februari 2013

Rondreis door Andalucía

‘No, es aqui!’ De nette oudere heer, rukt de pen bijna uit handen van zijn ongeveer even oude gedistingeerde collega in het café en zet een andere route uit op de plattegrond van Córdoba die we eerder kregen van de eigenaar van een ijssalon. Die ons de verkeerde richting uit stuurde. We toeren al een tijdje het hele voetgangersgebied door en raken allengs meer verstrikt in kleine straatjes, rijden bijna de verbaasde toeristen van de sokken en komen een paar keer pal langs de Mezquita. Als het straatje zo nauw wordt dat we er niet meer doorheen kunnen, keren we met moeite om en stap ik het café binnen. De heren blijven het oneens, ik bedank hun hartelijk, ‘gracias señores’, en duik een hotel in, waarvan de eigenaar feilloos kan aanwijzen waar hotel Maestre ligt. Vlakbij de Plaza del Potros op een paar minuten lopen van de Mezquita. Om in de parkeergarage te komen moeten we eigenlijk weer de hele stad rondtoeren, maar we hebben het helemaal gehad, gaan tegen de rijrichting in de achteruit en komen zonder deuken bij de garage uit. De reisgids schreef al dat het heel onverstandig is je met de auto in de smalle straatjes het centrum van Córdoba te begeven. Hetgeen heel waar bleek.

De Mezquita is een overweldigende, schemerige ruimte met een duizelingwekkend aantal Moorse bogen in rood en wit, gesteund door honderden pilaren. Imponerend door de grootte en de herhaling van de eindeloze bogen. De ‘mihrab’, de gebedsnis, is schitterend versierd met oneindige abstracte Moorse symbolen. Er straalt een enorme rust van uit.


De tegenstelling met de in het midden van de moskee gebouwde kathedraal is overdonderend. Hij torent van buiten af gezien hoog uit boven de Mezquita en is protserig door de met vergulde tierlantijnen versierde kapellen en beelden. Wat een drukke bedoening deze christelijke kunst. Het is bizar om in één blik beide stijlen te kunnen vangen. We krijgen er geen genoeg van, maar het is wel steenkoud in de moskee en na een uur of twee stappen we op de binnenplaats de zon in om op te warmen.


We struinen verder rond in de stad met talrijke prachtige patio’s en de studentikoze tapasbarretjes even buiten het centrum. De strakke tuinen van het Alcázar de los Reyos Christianos zijn fraai aangelegd met de vele fonteinen en waterpartijen. Er bloeien nog weinig bloemen en planten in dit seizoen.


We hebben ons lesje geleerd en parkeren de auto in Granada in een garage aan de rand van het centrum. Dan lopen we zonder kaart echter de hele stad in alle richtingen door voordat we bij ons hotel vlakbij de Carrero de Darro aankomen. Vanuit ons appartement op de tweede verdieping in een oud Andalusisch huis met een van zuilen voorziene patio hebben we door de dakramen uitzicht op het Alhambra. Daarachter doemen de besneeuwde toppen van de Sierra Nevada op.





We klimmen naar het Alhambra en dwalen rond in de onvoorstelbare mengelmoes van christelijke en Moorse paleizen en tuinen. Het Nasridenpaleis is een sprookjeskasteel met geometrische Moorse motieven, Arabische tekens, een variëteit aan azulejos, gekleurde tegeltjes, bewerkte houten plafonds met bladgoud en kunstig stucwerk. De delen van het paleis zijn met elkaar verbonden door patio’s. Je komt ogen tekort. De Patio de los Leones is één van de mooiste die we ooit hebben gezien. Het Renaissance paleis van Karel V is pompeus en bombastisch en detoneert met de rest van het complex.
De Generalife, de ‘tuin der tuinen’, was het buitenverblijf van de Moorse heersers, met een langgerekte patio met waterbassins en arcaden, gesnoeid uit cipressen.
Het Alhambra wordt jaarlijks bezocht door zo’n 2 miljoen mensen. Hoeveel foto’s zullen er genomen worden?









Terug in de stad bezoeken we de Capilla Real, onderdeel van de kathedraal. Achter de ‘réja’, een fraai hekwerk van smeedijzer en bladgoud, de praalrijke marmeren graftombes van Ferdinand en Isabel en hun dochter Juana La Loca: Johanna de Waanzinnige met haar man Filips de Schone. Kitsche beelden met voorstellingen uit de bijbel en het leven van de koningen ‘sieren’ de kapel, die ondanks dat een intieme indruk geeft.
’s Avonds gaan we ‘tapear’ (tapas eten) in Bodega Castañeda, waar vijf obers vanuit de hele bar de bestellingen op luide toon (‘dos Berenjeros rellenos!’) doorgeven aan de keukenbrigade aan de kop van de bar. Het is een gezellige boel van etende, drinkende en kletsende mensen. De Spanjaarden zijn toch een stuk luidruchtiger dan de Portugezen.



In de stromende regen rijden we de volgende dag de ‘rutas pueblos blancos’, de route van de witte dorpjes, die bekend staat om zijn slingerweggetjes, zijn diepe dalen en hoge bergen. We rijden door de laaghangende wolken, het zicht is nog maar 50 meter, dus we zien weinig van de fraaie vergezichten. We stoppen in de stromende regen bij een barretje in een klein dorpje, waar we voor een habbekrats tapas eten, tussen de oude mannetje die aan de fino zitten, een soort sherry.
De stad Ronda, door een spectaculaire kloof in tweeën gedeeld, ligt de volgende dag in de stralende zon. Weidse uitzichten, sneeuw op de heuvels, de hoge boogbrug die de twee delen van de stad met elkaar verbindt. Het water van de Tajo vindt kolkend zijn weg door de nauwe kloof. Verstilde pleintjes met palmbomen, het Palacio Mondragón, weer die prachtige combinatie van Moorse en Renaissance kunst en een beeldende tentoonstelling over de bevolking die al vanaf het neolithicum in de buurt van de stad neerstreek.







Vol indrukken keren we terug naar het winderige en regenachtige Lagos.

1 opmerking:

  1. Oh wat ziet het er daar prachtig uit en warm! Is wel een beetje een kwelling vanuit dit koude Nederland waar de wind door je jas heen snijdt.

    Dikke zoen
    S,C,T en L

    BeantwoordenVerwijderen